Hoe molenaar Jan van Hemmen aan zijn einde is gekomen.
Het is 1783. Johannes (Jan) van Hemmen is molenaar op de korenmolen in Leeuwen, in het Land van Maas en Waal. Hij is de oudste zoon van Hendrik Jansen van Hemmen, ook molenaar, en Cornelia Jansen Gubbels. Hij is getrouwd met Petronella Monen. Ze hebben vier kinderen, Hendrica, 9 jaar, Henricus, 6 jaar, Adrianus, 2 jaar en Wilhelma, 7 weken.
Jan pacht de molen van Anthony Smits, woonachtig in Deest. Hij heeft twee knechten op de molen, Francis Bergers, ook wel Burgers genoemd, uit Leeuwen en Johannes Meulensteen uit Sint Anthonis in Brabant.
Op 11 oktober 1783 heeft Jan van Hemmen een woordenwisseling met zijn knecht Johannes Meulensteen over het vastmaken van zeilen aan de wieken van de molen. De ruzie loopt hoog op, er zal wel vaker wat voorgevallen zijn, want Johannes wil vertrekken en eist zijn geld op. Jan stemt daarmee in en gaat zijn huis binnen, naast de molen, om het geld te halen. Op dat moment is zijn vrouw Petronella binnen,
evenals Smits, de eigenaar van de molen. Johannes gaat ook naar binnen, passeert Petronella, die hem een beweging met zijn arm ziet maken en roept: “steekt mijn man niet!" Maar Johannes haalt uit met zijn mes en steekt Jan in de borst, naar later zal blijken een schuine wond van een hand breed.
Jan loopt het huis uit, zijn hand op de wond houdend. Op dat moment is de andere knecht, Francis Bergers buiten, die zijn baas in de deuropening van de bakkerij ziet staan en hem hoort zeggen: "Span de sjees in om naar Bodenstaff te rijden, want Johannes heeft mij in mijn borst gestoken". Bodenstaff is een arts die in Druten woont. Bij aankomst is Jan overleden. Johannes Meulensteen is gevlucht.
Dezelfde dag nog gaat Bodenstaff, 'vroedmeester en chirurgijn', naar Van Riemsdijk, de schout van Leeuwen, om zijn verhaal te doen. Van Riemsdijk schrijft alles netjes op, de medische details dat er een ader geraakt is en de lever, dat de buikholte zich met bloed gevuld heeft en dan Jan hieraan is overleden.
De volgende dag brengt Schout Van Riemsdijk een bezoek aan de weduwe, waar hij haar verhaal aanhoort en noteert zoals hier omschreven. Johannes Meulensteen is nog voortvluchtig.
Het duurt nog tot het jaar daarna, 20 juli 1784, voordat Jacob Neomagus Grave van Randwijk, amptman, rigter en dijkgraaf van het Ampt tussen Maas en Waal, concludeert dat uit betrouwbare informatie en bewijs is gebleken dat Johannes Meulensteen schuldig is aan moord op Jan van Hemmen. Hij roept Johannes op om te verschijnen voor het gerecht in Druten op 3 augustus 1784 'bij het klimmen der zonne'. Deze oproep wordt aangeplakt in Alphen, Appeltern, Wamel en Druten. Johannes is op 3 augustus 1784 niet verschenen en wordt op 11 mei 1785 voor de tweede maal opgeroepen om te verschijnen op 2 juni van dat jaar. Ook dan geen spoor van Johannes.
Op 15 september 1785 wordt knecht Francis Bergers als getuige gehoord. Zowel de weduwe van Jan als eigenaar van de molen Smits zijn dan inmiddels overleden zodat Francis de enige nog levende getuige is. Hij vertelt dat hij buiten een kar met graan aan het lossen was toen hij geroepen werd, zijn baas Jan van Hemmen in de deuropening zag staan met zijn hand op zijn borst, hevig bloedend. Jan heeft hem gevraagd om de sjees in te spannen en naar Bodenstaff te rijden. Zijn verhaal wijkt af voor wat betreft de personen die op dat moment in huis waren.
Francis beweert dat Smits niet in huis was maar wel ene Gijs van Haaren, de meid Johanna, en mogelijk enige andere personen van wie hij zich de naam niet herinnert. Wel heeft hij Johannes Meulensteen nog op het erf bij huis zien staan. Hij herinnert zich dat hij iemand heeft horen roepen "dat hij zich wegmaken zou, omdat zijn baas reeds dood was" of iets dergelijks.
Op 10 oktober 1785 doet Jacob Neomagus Grave van Randwijk voor de laatste maal een oproep aan Johannes Meulensteen om te verschijnen op 20 oktober 1785. Op 20 oktober 1785 wordt op grond van de getuigenverklaringen van de weduwe vanJan van Hemmen en van zijn knecht Francis Bergers geconcludeerd:
"Dat de geciteerde Johannes Meulesteen, als knegt gedient hebbende op den wind-koornmolen tot Leeuwen, ter oorzaake hij zig niet heeft ontzien, van op den 11e oktober 1783 de molenaar op gesegde moolen Jan van Hemmen in deszelfs wooninge verradelijk met een mes in de borst zodaanig te wonden, dat deszelfde wijnig tijds daarna, aan die bekomene wonde, deezer waereld overleeden is."
Op 2 februari 1786 volgt de uitspraak dat, indien Johannes Meulensteen in handen van justitie zal geraken, hij "door de scherprechter met den swaarden gestraft zal worden dat er de dood na volgt", hetgeen neerkomt op onthoofding. Johannes zal nooit gevonden worden.
De Boveneindse standaardmolen in Leeuwen, op de Hoge Berg, hoek Molenstraat en Trambaan, omstreeks 1426 gebouwd, afgebroken 1917
In het Gelders Archief in Arnhem bevindt zich het Oud Rechterlijk Archief van het Land tussen Maas en Waal vanaf 1622.
Het procesdossier over de moord op Jan van Hemmen bevat de verklaring van de schout, getuigenverklaringen, de oproepen aan Johannes om te verschijnen, de vaststellingen dat hij niet verschenen is en de uitspraak, en beslaat 29 bladzijden. Bovenstaand verhaal is hieruit samengesteld.