De molenaarsfamilie van Hemmen
De naam Van Hemmen is een toponiem, een naam die verwijst naar een plaatsnaam.
Verspreiding van de naam van Hemmen volgens het telefoonboek van 1993
Op de kaart is te zien dat deze naam voorkomt in de omgeving van het dorp Hemmen, ten westen van Arnhem. Door de verhuizing van een van onze voorouders, Peter Johannes van Hemmen, naar Brabant omstreeks 1842 komt de naam ook in de omgeving van Sint Michielsgestel voor. Zijn broer Johannes Jacobus van Hemmen is verhuisd naar Rotterdam en heeft gezorgd voor verspreiding in die omgeving. Er is nog een gehucht Hemmen te vinden in Groningen, waar de naam ook voorkomt. Dan is er ook de naam ‘Hemmen’, dus zonder voorvoegsel ‘van’, maar dit is een patroniem dat verwijst naar de voornaam ‘Hemme’.
Het probleem bij het zoeken van voorouders met de naam van Hemmen is dat deze pas van Hemmen genoemd worden op het moment dat ze niet meer in Hemmen wonen. Als ze nog in Hemmen wonen hebben ze een andere achternaam. Volgens de onderzoekingen van Willy van Hemmen, geboren in 1926, van de Rotterdamse tak, heet de oudst bekende voorvader waarschijnlijk Jan Jansen (Jan Janszoon).
Volgens het trouwboek van Valburg-Zetten trouwen: “Den 14e mei 1702 Jan Jansen jongeman wonende tot Hemmen met Maeijke Peters jongedochter van Valburg”. De eerste zoon, Hendrik , wordt op 8 maart 1705 in Hemmen geboren. Hij overlijdt op jonge leeftijd. Ook de volgende zoon die de naam Hendrik krijgt overlijdt jong. Op 12 augustus 1714 wordt in Valburg de derde zoon Hendrik geboren.
Deze Hendrik Jansen trouwt in 1745 met Cornelia Jansen in Puiflijk in het land van Maas en Waal voor de protestantse kerk.
“Hendrik Jansen , jongeman van Zetten, thans woonachtig te Leeuwen, en Cornelia Jansen, jongedochter te Leeuwen zijn de 9e mei in Puijflijk in de huwelijkse staat ingezegend”
11 mei trouwen ze voor de katholieke kerk. Later, als de kinderen gedoopt worden, worden ze Hendrik Jansen van Hemmen en Cornelia Jansen Gubbels genoemd. Vanaf dat moment is de familienaam “van Hemmen”.
Hendrik is molenaar in Leeuwen. Het vak van molenaar werd van vader op zoon geleerd, dus zijn vader Jan Jansen kan ook gemalen hebben op de molen van Hemmen. Helaas zijn alle gegevens over de molenaars op de molen in Hemmen in de 2e wereldoorlog verloren gegaan.
Hemmen bestond destijds uit een kasteel, een Nederlands Hervormde kerk, een tiental huizen en een molen. Op het kasteel woonde de baron van Lijnden van Hemmen. De familienaam van de baron was van Lijnden, ook hier betekent van Hemmen: afkomstig uit Hemmen. Van een familierelatie is dus geen sprake .De laatste heer van Hemmen sterft in 1931 kinderloos. Het dorp Hemmen bestaat nu nog, het kasteel en de molen zijn afgebroken.
De molen in Hemmen
Voor 1795 waren molens meestal eigendom van de adel of van kloosters. Zij hadden het zogenaamde ‘windrecht’. Molens werden verpacht aan molenaars voor een periode van vijf of zes jaar. Hier was een behoorlijk bedrag mee gemoeid, maar daar stond tegenover dat boeren uit het dorp verplicht waren om hun graan op de molen te laten malen, de ‘dwangmolens’. Ook mocht er geen meel van buiten het dorp worden ingevoerd. Bij overtreding waren de boetes hoog. Molenaars lieten zich uitbetalen in graan, zodat ze vaak tevens graanhandelaar of bakker waren. Ook brouwers lieten er hun mout malen. Als de huurperiode voorbij was en men werd het eens over de nieuwe huurprijs, dan bleef de molenaar op de molen. Of er werd geprobeerd elders een molen te huren. Molenaars waren dus niet onbemiddeld. Het vak werd van vader op zoon doorgegeven en men trouwde vaak met iemand uit een andere molenaarsfamilie. De molens werden dan aan elkaar doorgespeeld. Na de Franse revolutie verliest de adel zijn macht. Met de komst van de Bataafse Republiek zijn molens na 1795 geen dwangmolens meer en voor het eerst kunnen molenaars zelf ook eigenaar worden.
De kinderen van Hendrik van Hemmen worden tussen 1746 en 1761 gedoopt in Varik en Wamel in het Land van Maas en Waal en in Maasbommel in de Bommelerwaard. Hendrik is blijkbaar nogal eens van molen gewisseld. Zijn zoon Johannes wordt molenaar in Leeuwen, op de molen die voorheen hoorde bij het Huis te Leeuwen, hoek Molenstraat en Trambaan (afgebroken 1912). In 1783 wordt hij vermoord door zijn knecht Johannes Meulensteen. Het dossier van het proces is in het archief van Arnhem bewaard gebleven
In dezelfde periode woonde er in Bergharen, niet ver van Leeuwen, nog een Johannes van Hemmen. Hij trouwde in 1764 met Helena van Hiebendaal. Wat de familierelatie met onze Johannes is, is niet bekend. Misschien is hij een zoon van Cornelius Jansen van Hemmen, en dus een neef. Hij is de stamvader van een andere tak van Hemmen. Ook van hem wordt in Arnhem een procesdossier bewaard. Hij is namelijk op 27 december 1753 in de herberg van Abraham van Swambag in Bergharen door Peter Claassen Pansier ‘sonder reden’ met een vuist geslagen en heeft met hem ‘geplukhaart’(gevochten). Nadat de vrouw van Pansier geprobeerd heeft Johannes en de getuigen af te kopen is Pansier veroordeeld tot het betalen van een boete van 75 gulden.
Bij het overlijden van Johannes van Hemmen uit Leeuwen is zijn zoon Hendrik 6 jaar. Als kort daarna ook de moeder van Hendrik overlijdt groeit Hendrik waarschijnlijk met zijn broer en zus op bij een oom die ook molenaar is. Hendrik trouwt later met Huberta Zwijsen, dochter van molenaar Peter Zwijsen.
Peter Zwijsen is afkomstig uit Geetbets in Belgisch Brabant. Hij heeft zich laten inschrijven als huursoldaat en is met zijn garnizoen in den Bosch terecht gekomen. Daar ontmoet hij Cornelia van Heeswijk, wiens vader molenaar is. Van hem leert hij het molenaarsvak en trouwt op 3 augustus 1783 met Cornelia. Hij pacht dan de molen aan de Maasbandijk in Kerkdriel. Dochter Huberta wordt in 1786 geboren. In 1788 overlijdt zijn vrouw, en in 1794 hertrouwt hij met Willemina van Herpen. Een van de kinderen uit het tweede huwelijk is Joannes Zwijssen, die later aartsbisschop van Utrecht zal worden.
In 1798 vertrekt Petrus Zwijsen met zijn gezin naar Hedel, waar hij een huis met brouwerij heeft gekocht. In 1802 verhuist hij naar Middelrode,bij Berlicum. Hier koopt hij watermolen ter Steen op de rivier de Aa, op de grens van Berlicum, Schijndel en Heeswijk. Hij betaalt hiervoor 20367 guldens, 13 stuivers en 13 penningen. Hij is dan de eerste molenaar die ook eigenaar van deze molen is. Hij zal later nog meer molens kopen en pachtten, waar dan schoonzonen van hem op gaan werken. Een van die schoonzonen is Hendrik van Hemmen.
Op 23 juni 1805 trouwt Huberta Zwijsen met Hendrik van Hemmen. Een dochter van Huberta en Hendrik, Cornelia , is eerder die maand geboren, na drie dagen overleden en wordt door het huwelijk gewettigd. Ze verhuizen naar Kerkdriel, waar Hendrik vanaf 1806 molenaar wordt op de molen van Petrus Zwijsen aan de Maasbandijk.
De molen aan de Maasbandijk in Kerkdriel (ansichtkaart 1907)
Het ‘muldershuis’ bij de molen aan de Maasbandijk in Kerkdriel. Hendrik van Hemmen en Huberta Zwijsen woonden hier van 1806 tot 1813. Tevens is dit het geboortehuis van de halfbroer van Huberta, bisschop Zwijsen.
Het muldershuis op een pentekening, streekarchief Bommelerwaard.
Na een tussenstop in Maren keren ze in 1817 terug naar Middelrode bij Berlicum waar Hendrik op de watermolen van zijn schoonvader gaat werken. Door een sluis in de rivier de Aa wordt de waterstand hoog gehouden om voldoende verval voor de watermolen te creëren. Omdat de watermolen teveel overlast veroorzaakt door de hoge waterstand wordt de watermolen in 1819 door het rijk opgeheven.
In deze boerderij, hoeve ‘De Rietwiel’ was de vroegere watermolen Ter Steen gevestigd. Peter Johannes van Hemmen is hier in 1817 geboren. Foto gemaakt in 2013, de Aa is gekanaliseerd en verlegd, en het rad dat aan de kopgevel zat is sinds 1819 verdwenen. Deze boerderij is in de oorlog afgebrand, daarna weer opgeknapt en gebruikt als stal. Momenteel staat hij leeg.
Ingemetselde gevelsteen van de watermolen, met hierop de peilmaat PV aangegeven,en de tekst: 7m boven AP AP is Amsterdams peil, tot 1860 de voorganger van NAP.
Petrus Zwijsen bouwt dan in het dorp Berlicum een windmolen. Hendrik van Hemmen verhuist naar Den Haag, naar de Boekhorststraat, vlakbij de Westermolens. Als eigenaar van een van deze molens wordt hij niet genoemd, ook niet zijn schoonvader Petrus Zwijsen, die toch behoorlijk vermogend was. Waarschijnlijk heeft hij wel op een van deze 4 korenmolens aan de Westrand van den Haag gemalen. Hij overlijdt een jaar later in 1820 op 43 jarige leeftijd. Merkwaardig is dat Den Haag ver verwijderd is van de vorige woonplaatsen. Hoe is hij hier terecht gekomen?
Drie van de vier Westermolens aan de westrand van Den Haag in 1770
Op het moment van overlijden van Hendrik is zijn vrouw Huberta zwanger. Ze vertrekt met haar zes kinderen naar Hedel, waar haar oudste zus Anna Gertruda woont, ook getrouwd met een molenaar. Dochter Hendrika wordt een maand later geboren. In Hedel ontmoet ze later Adrianus de Goeij, zoon van een molenaar, en ze trouwt met hem op 23 februari 1826. Twee weken later bevalt ze van een dochter. Als beroep van Adrianus de Goeij wordt dan vermeld: arbeider. Het molenaarsvak verdwijnt uit de familie van Hemmen. Onze voorouder Peter Johannes wordt broodbakker.
het vervolg: van Hemmen in Brabant